Help
Ik zit al een paar weken niet echt geweldig in mijn vel. Ik ben ongelofelijk gefrustreerd over hoe het gaat in mijn leven. Natuurlijk weet ik ook dat ik dat gevecht met mezelf onmogelijk kan winnen. Ik sleep mezelf uit bed en door de dagen heen. Het enige vaste punt is dat ik twee keer in de week op bezoek ga bij Henry en Trudie. En vergeet de psychiater en Bob (de sociaal psychiatrisch verpleegkundige) niet. Ze doen echt hun best. Zelfs als ik vergeet om ‘help’ te zeggen zijn ze er voor mij.
Er zijn een paar dingen waar ik echt van kan genieten. Schrijven is er één van en in het verlengde daarvan de schrijfcursus die ik volg. Dan kom ik meteen ook mijn ‘oude ik’ tegen. Waar een ander netjes een les per week doet, doe ik er minstens vier per week. Alsof ik achterna gezeten word door… door wat eigenlijk? Misschien wel door mezelf. (Die is leuk voor de beelddenkers )
Bellen
De afspraak met Bob laat even op zich wachten. Omdat hij bijna op vakantie gaat wilde ik graag nog kort voor zijn vakantie een afspraak. Dus zit er drie weken tussen. Natuurlijk kan ik dat! Hey, ik heb hulp zat en heb hem heus niet nodig. Of… of toch wel?
Henry moedigt me aan om Bob te bellen. In mijn hoofd laat ik alle scenario’s de revue passeren.
‘Hoi, met Judith.’
‘Hoi Judith, wat kan ik voor je doen?’
‘Ik twijfel of ik nou in één keer moet stoppen met mijn pillen of dat ik ze allemaal tegelijk moet innemen?’
Nee, die kan echt niet. Een andere dan.
‘Hoi, met Judith.’
‘Hoi Judith, wat kan ik voor je doen?’
‘Het gaat gewoon niet goed.’
‘Wat gaat er niet goed?’
‘Het meeste.’
‘Als je zo vaag doet kan ik je niet helpen.’
Rode lampjes
Als ik vanmorgen wakker word probeer ik mezelf in te beelden dat het echt stukken beter gaat dan gisteren. Natuurlijk hoef ik Bob niet te bellen. Ik zie hem volgende week. Mijn bed wil ik eigenlijk liever niet uit. Ah, daar gaat een rood lampje van mijn signaleringsplaan aan. ‘Het liefst blijf ik de hele dag in bed.’ Ik weet wat ik moet doen. Uit bed gaan en hulp inschakelen.
Met al mijn moed bel ik naar de instelling waar ik onder behandeling ben. Een vriendelijke receptionist probeert me door te verbinden zonder resultaat. Ze laat een terugbelverzoek achter. ‘Wil je hem wat vragen?’ zegt ze. ‘Ja.’ Ik weet dat dat antwoord niet helemaal de lading dekt maar ik wil niet ingewikkeld doen.
Ik ga uit bed, drink koffie en ga aan de slag in huis. Mijn telefoon steeds dicht bij me. En Bob belt. Natuurlijk. Hij is daar trouw in.
‘Hey Judith, je wilde mij wat vragen?’
‘Uh… nou… het gaat voor geen meter.’ Stamel ik.
Niks verwijt, niks ‘waarom bel je in vredesnaam’, niks ‘maar je komt toch volgende week al?’.
Ja zeggen tegen jezelf
Gewoon Bob zoals ik hem ken. Nuchter, zoekend naar waar het mis ging, zoekend naar hoe ik weer uit het dal kan komen. Vrolijk, soms een beetje streng als ik mezelf de grond in boor.
‘Je zult echt veel meer voor jezelf moeten kiezen. Je hebt meer dan genoeg voor al die anderen gedaan.’ Ik zucht. De moeilijkste opdracht ever. Want ja zeggen tegen jezelf is meestal nee zeggen tegen iets of iemand anders. En eigenlijk is dat niet zo netjes.
Als we het gesprek afgesloten hebben denk ik nog even na. Wat maakt nou dat het zo moeilijk is om hulp te zoeken. Om ‘HELP’ te zeggen. Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat ik jarenlang een compliment gaf aan de mensen die tegen mij ‘HELP’ zeiden (want help zeggen is moeilijk) en hoe streng ik nu voor mezelf ben. Iedereen mag om hulp vragen maar ik moet het zelf oplossen. Het is gewoon peutergedrag: ikke zelluf doen.
Om hulp vragen is kwetsbaar. Je laat de broze kanten van je leven zien. De brokstukken misschien of de scheuren in de muur waardoor je het gevoel hebt dat je in gaat storten. We doen het liever alleen en zeggen dan achteraf hoe moeilijk het was. En weet je… daarmee sluiten we een ander buiten. Die ander die ons zo graag wil helpen en voor ons klaar wil staan. Dat is pas suf. Veel suffer dan hulp vragen.
Stopwoordje
Ik ben er nog (niet). Ik mag erop vertrouwen dat het, mét hulp van anderen en God, écht beter gaat worden. En tot de tijd dat ik weer voel en weet dat ik weer wat kan dragen, aankan, mag ik best een beetje leunen op al die anderen die zo graag willen helpen.
Wie weet wordt HELP mijn stopwoordje nog eens.
Over mijn depressie / bipolaire stoornis kun je meer lezen in mijn boek:
‘Ik ben er nog (niet)’
In dit boek is ook een voorbeeld signaleringsplan opgenomen.
0 reacties